Stralend wacht je me op op het perron. Ik kan niet anders dan lachen als ik je zie. Ik ga tegenover je staan en produceer een zachte en verlegen “Hey”. Je blijft me stralend aankijken. Ik zie meteen dat je van plan bent de tijd te nemen.
Je wenkt me om te gaan lopen en we bewegen ons richting het natuurgebied. Het is nog wat onwennig, alsof de echte ontmoeting nog niet heeft plaatsgevonden. Veelal is er stilte. Ik vind het niet erg en ik weet dat dat voor jou ook geldt.
Eenmaal in de natuur kijk ik m’n ogen uit. Als ik een “Wow” uit, kijk je verrukt mijn kant op. Je geniet zichtbaar, wanneer ik geniet. Wanneer je het pad af gaat laat ik me leiden. Lenig begeef je je door het mulle zand en langs obstakels. Ik vind het prima om te volgen, jij kent vast de weg.
Na enige tijd komen we bij een omgevallen boom naast een veld met prachtige paarse bloemen. Jij gaat op de boom zitten en ik loop een klein stukje door, waar ik stil sta en geniet van hoe de wind met het gras en de paarse vlekjes speelt. Magisch.
Als ik na verloop van tijd omkijk naar je, zegt je blik genoeg. Ik glimlach en loop naar je toe, om tegenover je te gaan zitten. Even kijken we elkaar aan, dan leg je je hand uitnodigend op de boom voor me neer. Ik weet wat je bedoelt.
Langzaam strek ik twee vingers uit naar je hand. Ik voel je dunne vingers, je nagels, je knokkels, de warmte van je hand. Ik ga op in het ontdekken. Onze vingers vinden elkaar. Eerst van één, dan van beide handen. Eén met het moment.
Geen idee na hoeveel tijd, staan we op en pakken we onze tassen. Ik voel dat de spanning van mijn schouders is gegleden. Vrijwel meteen lopen we een hekje door. Ik moet hardop lachen om het bordje ‘Einde Speelterrein’. Jouw reactie: “Nu begint het echte werk”. We lachen en je pakt mijn hand. Onze reis is begonnen.